Home | CV | Links | Madrugada | Adagio | Zakformaat XL | Muziek | Een rustig moment | James Brown R.I.P | Het incident en de perceptie | Fluweel | Toneel | Voor Mariette | 2006 | De auditie | Trut | Leonardo | Het haar van de hond | Confidenties | Aanklacht | Voorjaarsstorm | Het debuut | Scharrelkippen | Misselijk | Grand Cru | Willy | Mirakel | Zappa | 2005 | Engel | Cactusfestival 2004 | Gastheer | File | Zot | Graffiti | Agressie | Gastenboek | Amuse Gueules | Freundin | Gemis | Blankenberge | Dagboek | Schoon | Nostalgie | Protestbrief | Koot en Bie | Herfst | Jasper | 2004 | Voor haar | Topsport | Eerlijk | Slagveld | I.M. : Johnny Cash | Dood | Het proces | Wolfslam | Afscheid | Verkiezingen | Stilstand | Lieg | Jeugdliefdes | De fluit | Sprot | Dilemma | De plekke | Programmaboekjes | Regisseren | 2003 | Brugge 2002 | Vrouwen | Roest | Ongemakken | Piercing | Koe | Onmacht | Prettig gestoord | Huwelijk | De vrouw | Werk | Roken | Stadswandeling | Zij | Ma Beautée | Bezetting | Bezoek | Verjaardagsfeest | Valentijn | Schuldgevoel | Reünie | Stigmata | Rust | Musicals | Cactusfestival | Bejaardenhuis | Erotiek | Vernissage | Zomerliefde | Band | Afspraken | Angst | Brief | Nacht van het boek | Bejaardenbond | Poëzie | Poëzie 2 | Poëzie 3 | Poëzie 4 | Poëzie 5 | Poëzie 6 | Poëzie 7 | Inleidingen 2002 | Inleidingen 2003 | Inleidingen 2004 | Inleidingen 2005 | Inleidingen 2006

Die morgen op het web...

Voorjaarsstorm

De dag dat het zo vreselijk waaide.

Het was een vrij winderige ochtend toen een onbemande fiets plots rakelings langs mijn hoofd voorbij vloog. Het ging allemaal danig snel dat ik niet eens had kunnen nagaan welk merk het hier betrof. Ik had gelukkig geen verwondingen en kwam er dus met de schrik vanaf. Wat ik voelde toen het staal mij op enkele centimeter van het hoofd passeerde kon je derhalve nog het best omschrijven als ‘een verschot’. Une petite réaction de peur, zoals de Fransen zouden zeggen mochten zij de Eifeltoren op een ochtend liggend in plaats van staand ontwaren. Iets wat je opdoet als er zich dingen voordoen die je helemaal niet verwachtte, laat ons maar zeggen.

Geschrokken of niet geschrokken, ik ben een man van actie en ik zette gezwind mijn wandeltocht verder. Ik was op weg naar het erf van mijn grootouders alwaar zich soms ongelofelijke avonturen afspelen. Koeien die losbreken en mede door hun nukkig gedrag moeilijk terug in de weide te krijgen zijn. Of konijnen die plots oorverdovend beginnen te krijsen vanwege een venijnige uitbraak van myxomatose op het neerhof. Soms is het er ook vreselijk rustig. Van die dagen waarop je een speld in de mesthoop kunt horen vallen.

"Ik ben geen angsthaas die bij het minste geringste in elkaar krimpt van schrik maar ik heb daarnet dus wel een serieus verschot opgedaan", meldde ik mijn grootmoeder een kleine vijf minuten later. Het kunnen ook tien minuten zijn geweest. Zo’n dingen beginnen timen, hoelang je erover doet om van punt A naar punt B te stappen, daar wens ik me niet mee bezig te houden. Mocht ik snelwandelaar in competitieverband zijn dan zou mij dat misschien wel benieuwen maar ik ben nu eenmaal geen snelwandelaar. Er stevig de pas in houden dat gaat nog net maar het snelwandelen an sich is zeker niet aan mij besteed. Ik vind het trouwens een uitermate debiele sport, dat hele snelwandelend gedonder.

Mijn grootmoeder vroeg wat er gebeurd was en ik bracht verslag uit van mijn avonturen met die fiets en dat rakelings passeren en zo.

"Geen wonder dat ik daarnet een drachtige vaars vanuit het keukenraam door het zwerk zag vliegen", zei mijn grootmoeder en ging onderwijl gewoon door met het bakken van worsten in een gietijzeren pan die bij een eerste oogopslag minstens 27 kilo woog. Een knoert van een pan, was het. Er lagen ook minstens vijftien worsten in het vet want mijn grootvader is een stevige eter om het maar eens eufemistisch uit te drukken. Die man leeft gewoon om te vreten. Een koe, drie varkens en een roedel pluimvee per maand en dan loopt hij van tijd nóg te leuteren dat zijn maag wel wat zou kunnen verdragen.

Mijn grootvader kwam de keuken binnengewaggeld via de achterdeur en deelde onomwonden allerhande zaken mee waar ik geen fluit van verstond. Hij sprak met andere woorden behoorlijk onverstaanbaar. Toen ik meldde dat ik niks verstond van wat hij zei, repliceerde mijn grootmoeder: "Het is ook geen wonder dat je hem nauwelijks verstaat, zijn vals gebit is deels uit zijn bakkes gewaaid!".

"Mij kan niks gebeuren," zei grootvader schalks, "ik ben verzekerd tegen stormschade", en hij herschikte als een volleerd tandarts zijn valse tanden.

"Gij klunten oliebrood," zei grootmoeder "en trekt uw broek op want ze hangt op je enkels!"

Grootvader schopte zijn klompen in een hoek, trok zijn broek tot onder zijn oksels, nestelde zich in de verschoten zetel naast het radiomeubel en zette het toestel aan. Het duurde even eer de Philips zich in zijn sas voelde want mijn grootouders hadden nog een radio met gloeilampen. Uit de verte kwam de stem van Vicky Leandros aangerold en toen dat kalf éénmaal op volledig volume was gekomen zette mijn opa de radio prompt weer af met de mededeling dat hij Griekse liederen en gezangen maar niks vond. Hij stond kreunend recht en ging naar het aanrecht om het voedsel te monsteren. Terwijl hij likkebaardend in de pan loerde taste hij ongegeneerd met zijn hand onder oma haar rok en kneep goedkeurend in haar pruim waarop die oude doos zonder slag of stoot zo vreselijk begon te kreunen dat haar lip er in een soort geilkramp van trok. Op zo’n momenten begrijp je als geen ander waarom boerinnen nooit onderbroeken dragen.

Door het oorverdovend gehijg van grootmoeder had mijn grootvader meanwhile in zijn broek een paal aangemaakt waarrond zonder problemen een volledig assortiment Russische karakterdanseressen hun ding hadden kunnen doen maar grootvader was er de man niet naar om te dralen en prompt schoof hij de geruite wollen rok omhoog en probeerde onverwijld zijn beenharde toeter tussen grootmoeders grijs behaarde en onderwijl kletsnatte schaamflappen te manoeuvreren. Dat had hij beter niet gedaan want hij ontving van de weeromstuit een saflet tegen zijn bakkes dat zijn tanden ten tweede male scheef uit zijn muil hingen. "Geen penetratie bij klaarlichte dag in mijn keuken, ge zoudt beter de tafel zetten gij ellendige geilaard", ordonneerde ze streng.

Ze lachte even in mijn richting alsof er niks gebeurd was, herschikte haar kledij en ging toen gewoon weer over tot de orde van de dag. Ze ging met name verder met de bereiding van een teil saus waarmee je half hongerend Afrika minstens een week weer op de been had kunnen helpen. Mijn grootvader kweet zich ietwat nukkig van zijn opgelegde taak en dekte de tafel. Het ontging mij geenszins dat hij zich daarbij geregeld aan zijn stijve cervelaat krabde.

Terwijl hij zo bezig was bekeek ik de man. Wat was hij toch vreselijk dik, mijn grootvader. Zijn gewicht hebben wij nooit mogen vernemen omdat het op boerenerven niet de gewoonte was om heler dagen zichzelf op een weegschaal te hijsen teneinde zijn huidige gewicht te taxeren. Het zou die agrariërs aan hun fluit roesten hoeveel teveel zij wogen. Als ze maar gezond waren. Die mensen hadden wel ander dingen aan hun hoofd. Uitkijken bijvoorbeeld dat zij op het erf niet in een paardenvijg, een hondendrol of een konijnenkeutel trapten.

Neen, wat grootvaders gewicht betrof was het gokken en speculeren geblazen maar neemt u van mij aan dat hij verdomd zwaarlijvig was. Vanwege zijn imposant postuur had het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité hem zelfs ooit een carrière als sumoworstelaar aangeboden maar daar had mijn grootvader voor bedankt omdat hij die obligate mawashi maar niks vond. "Ik zal daar een beetje de debiel staan verbeelden in een gevechtsring met een brokke van een pamper aan mijn gat", zei hij tot de zegsman van het BOIC en daarmee was de kous af. Ze dronken samen nog een witteke of twintig en drie uur later verliet die zegsman ladderzat het erf en wist die brave mens nog met moeite hoe of hij heette en op welke datum hij was geboren. Op momenten dat hij mensen in driedelig maatpak dronken kon voeren voelde mijn grootvader zich altijd geweldig in zijn sas. Zijn zelfgestookte jenever was legendarisch in de buurt en door vele inwoners zeer gevreesd omdat het alcoholpercentage levensgevaarlijk hoog was.

Ondertussen waren zij beide aan het schransen geslagen. Mijn grootvader draaide gezwind een volledige worst in zijn orgel en boerde uit volle mond zijn algehele goedkeuring aangaande de kookkunsten van grootmoeder die gretig lachte en zichzelf ook niet onbetuigd liet wat het achterwege laten van tafelmanieren betrof. Het tafereel had iets dubbelzinnigs. Aan de ene kant was er de gortige ongemanierdheid waarmee er gegeten werd maar aan de andere kant straalde er ook een soort zachtmoedige liefde van hun beider gezichten.

Ik wilde dit verwrongen idyllisch tafereel niet langer verstoren en nam afscheid. Ik verliet de boerderij, liep het erf af en voelde hoe een nog steeds venijnige wind mijn gezicht geselde. Het gure weer stond in fel contrast met de warme menselijkheid daarbinnen.

Enter supporting content here