Dag lieve ongrijpbaarheid, dag konijntje, hoe gaat het met je ? Alles
goed ? Prachtig ! Houden zo ! Men heeft mij gevraagd om in een plaatselijke kroeg iets literairs te brengen aangaande reizen.
Kun je het geloven. Moeten ze uitgerekend aan mij vragen. Ik die financieel al jaren in de onmogelijkheid verkeer om te reizen.
Niet dat het mij stoort. Al dat geëmmer betreffende vreemde culturen, de uitstraling van wereldsteden, de schoonheid van een
waterval, het lyrische van een canjon... het zal mij godverdomme een zorg wezen. Mocht ik in de mogelijkheid verkeren om te
reizen dan lag ik gegarandeerd aan een Jamaïcaans strand met mijn luie, naakte gat in de weldoende zon. Geflankeerd door ijskoude
longdrinks en vier bloedmooie pin-ups om sporadisch mijn gat eens te beffen. Dat is wat reizen bij mij oproept !
Maar het blijft dus een droom. Mijn reizen
beperken zich tot verplaatsingen in en rond eigen streek.
Zo was ik zaterdagmorgen met mijn wagen
op weg naar Oostende (voor het gemak de autostrade genomen), toen ik plots een bordje Nevele
1000 meter ontwaarde. Was ik godverdomme van oprit gemist. Nog even overwogen om door te rijden tot in Gent om Jan Hoets
nieuwe museumstulpje te gaan bekijken maar daarvan afgezien wegens time is money. Hoeveel heeft er mij nog nooit iemand gezegd
maar laten we het op een billijke 20fr/minuut houden. Dit bedrag is in een latere stadium, als daar wat meer wetenschappelijk
onderzoek naar is verricht, natuurlijk bespreekbaar.
Bon, ik dus over die middenberm van de
autostrade kereweerom naar Oostende (waarom zou een mens het moeilijk maken als 't gemakkelijk kan ook). Van de weersomstuit
natuurlijk een hoop getoeter en lichtgeflikker van andere chauffeurs (alsof zij zich nooit vergissen), maar het kon mij allemaal
nog niet teveel schelen. Een verkeerde richting is en blijft een verkeerde richting en in dergelijke situaties kan een mens
maar beter maken dat hij zo vlug mogelijk zijn koers corrigeert. Het schoonste van alles was... toen ik eindelijk in Oostende
arriveerde was ik godbetert vergeten waarom ik überhaupt in Oostende moest zijn. Voor de paardenrennen zal het in ieder geval
niet geweest zijn want ik had hoogstens 100 frank op zak. Ik weet nog dat ik zat te denken ter hoogte van de luchthaven :
Als ik nu zonder sigaretten val heb ik verdomme niet eens genoeg geld om nieuwe te
kopen ! Ik heb daar toen nicotinematig nog zeer bange momenten beleefd. Ge ziet dat van hier. Ter hoogte van café De Zwarte forel schoot mijn eigenlijke doel me plots weer te binnen. Ik ging vis kopen. Normaal ga ik altijd om
vis in Nieuwpoort omdat ik daar ooit nog erg intiem ben geweest met één dan die verkoopsters. Maar dit is een ander
verhaal en doet hier nu heel even niets ter zake. "Dat zal me qua vis een kwaliteit
gaan geven, met 100 fr in uw zak!", sprak ik mezelf spottend toe terwijl ik minachtend in m'n achteruitkijkspiegel keek.
Dat kijken in achteruitkijkspiegels heeft altijd iets schrikbarends. In een flits passeert een heel leven. Achteruit kijken
heeft iets confronterend. Ik, in mijn geval, wordt daar altijd een tikkeltje draaiïerig van. Ik mijn vorig leven ben ik ongetwijfeld
een kermisattractie met een roterend karakter geweest.
Een half uur later reed ik naar huis
met een kwart kilo roggevlerken. 100 fr biedt heden ten dage echt geen mogelijkheden meer op een vismarkt. Om zeker
te zijn nam ik de oude baan. Een gemobiliseerde ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde autostrade. Toen ik thuiskwam
deed ik m'n roggevlerken in de koelkast en m'n hele verhaal aan mijn teergeliefde vrouw. Zij trachtte me duidelijk te maken
dat mijn keuze voor die oude baan niet echt als verstandig gecatalogeerd kon worden. Dat je in Oostende de autostrade eigenlijk
niet verkeerd kunt oprijden omdat Oostende een eindpunt is qua autostrade en dat je dus automatisch richting Brugge, Gent
of Brussel rijdt enzovoort, enzoverder... mens wat een gecompliceerde uiteenzetting was me dat allemaal. Tegen dat ik het
een beetje snapte was het tijd om te gaan slapen en toen heb ik nog 3 uur wakker gelegen om die hele uitleg nog eens voor
mezelf op een rijtje te zetten. Dat ik dus geenszins van een haas met een hoog IQ ben gepoept !
Schattig konijn, toen wij onze buitenechtelijke
relatie aangingen had ik je beloofd om minder te drinken. Awel, ik heb enorm slecht nieuws dienaangaande. Ik zuip de laatste
tijd geregeld weer als een zwitser. Ik geloof niet dat mijn beloftes naar jou toe een lang leven zijn beschoren. Onze relatie
is gewoon veel te ijl, veel te breekbaar.
Zaterdag was het weer van dat. Ongelofelijk
zwaar in de alcohol getuimeld. Logisch gevolg: een darmbiotoop om zwammen op te kweken. Toen ik daarstraks tijdens het ontbijt stiekem
een wind lanceerde ging prompt het brandalarm af in onze keuken. Van een malheur geklapt en gesproken. Af en toe die twijfel
tussen slikken of braken. I will do it my way.
Wijs- en middelvinger ongemakkelijk ver in het keelgat en wachten op innerlijk contact.
Don't worry, be happy... en toen liefste, toen kwam het. Een vettige, stinkende massa schoof naar boven. Mijn slokdarm één
vuurzee.
Ik neem me voor om nooit meer te drinken
en verlies mezelf daarbij in onhaalbare beloftes. Ik zou de hond uitlaten, ik zou de hamster scheren, ik zou de vuilnisbakken
zetten, ik zou duizend dingen hebben gedaan maar ik voel mij een wrak. Die laatste gulp gal, weet je wel... alsof je nooit
meer zult bijkomen, alsof je kokend lood hebt gedronken. Wie noemde whisky ooit het vloeibare goud ?
Eén uur later. Een glaasje cola-light
met een klein scheutje whisky. Karakter heb ik nooit gehad. Ik ben aan het werken aan een boek. De titel is reeds geboren.
De verkrachting van een belofte. Het wordt geen reisverhaal, zoveel is zeker. Het wordt een keiharde confrontatie met mezelf.
Noem het voor mijn part een afrekening.
Ik hoop het boek ooit te kunnen uitgeven
met een harde kaft. Kaften zijn als tepels, hoe harder hoe aantrekkelijker.
Tien minuten later. Mijn uitgever opgezocht.
Die lul heeft duidelijke bindingen met de maffia. Hij heeft een Siciliaanse vrouw en is gek op makkelijk poen pakken. Als
ik met hem praat over de uitgave van mijn boek lacht hij heel hautain enkele gouden tanden bloot. Hij zegt dat ik al blij
zal mogen zijn als het boek een kaft heeft, als het verschijnt. Als het überhaupt verschijnt
! voegt hij er grijnzend aan toe. Dat is de druppel die mijn emotionele dweil bevochtigt.
Watadde
? Ja Jenny, ik weet het, gij zoudt ook erg graag mijn dweil eens bevochtigen maar heb geduld meisje. Laat me eerst dit verhaal
afmaken.
Woedend plant ik mijn pen in zijn papperige
tong. Een donkerpaarse smurrie sijpelt langs zijn vettige kin naar beneden. Ik voel me opgelucht dat ik hem de gore bek heb
gesnoerd. Hij is zevenenveertig, stinkend rijk maar hulpeloos op dit moment. Mijn moment, een ultiem moment, de afrekening.
Hij zakt op zijn knieën en tast met beide
handen naar zijn mond. "Alpain, daar zul je voor boeten", slist hij zacht "ik ken mensen in het milieu, ik kan rekenen op vrienden, ik laat je afslachten als een zwijn !"
Hij ademt moeilijk en zijn rochelende
stem lijkt zo weggeplukt uit een filmscène met Marlon Brando. "Kan een tongblessure dodelijk zijn?", flitst het angstig door
mijn kop. Ik draai me om en zet het op een lopen. Het laffe vluchten der mens. Is vluchten ook geen beetje reizen ? Tijdens
z'n vlucht is een mens in elk geval in beweging. Weet je Jenny, misschien vertel ik die mensen zondag gewoon over mijn vlucht.
Mijn reis naar het onbekende. Zal ik zeker indruk mee maken. Mijn enige reisverhaal is tevens een vluchtrelaas.
Vier uur later. Ik ben op de vlucht.
Persona non grata verklaard door de West-Vlaamse Cosa Nostra. In Nevele neem ik een lifster mee. Het is een ongelofelijk lelijk
wijf met een gillende stem, een stinkende adem en een lijfgeur van hier tot in Tokio. Om maar even te schetsen wat een volslagen
kutwijf het was, liefste Jenny. Ter hoogte van Zwijnaarde wordt de stank me te machtig en gebied ik haar uit te stappen. "Wat
indien ik een bloedmooie maagd was geweest?", protesteert ze heftig. "Dan had ik je allang verkracht!", bijt ik terug terwijl
ik het portier achter haar dicht trek.
In Gent hoor ik allerhande vreemde verklaringen
op een lokale radio. "Hij heeft met zijn pikkels aan mijn lijf gezeten!", hoor ik dat hysterisch kalf van daarnet verklaren.
"Hij heeft me in m'n oor gepenetreerd, het was afschuwelijk en daarbij, onmenselijk warm!". Hou toch op trut, ik heb je niet
eens aangeraakt !
Mijn slapen bonzen en ik ben bang. Ik
voel me eenzaam. Ergens loert men op mij. Op de radio draaien ze godbetert een plaat van de Wiener Sänger Knaben. M'n leven
trekt als een film noir aan mij voorbij. Die allereerste gedeelde joint. De weelde van al dat lange, zwarte haar. In onze
hallucinante euforie dat korenveld betreden en er ongeremd de liefde bedrijven. Dat korenveld dat achteraf een brandnetelweide
bleek te zijn. Met azijn haar kont ontsmet. "Het piekt een beetje", kreunt ze zacht en ze hunkert poeslief of ze daar een
zoentje krijgt. Een kont gebeft en nooit meer de oude geworden.
Ik weet het Jenny, gij zelf zijt nooit
zo zot geweest van anaal gebef. Maar ik vond dat ik deze belangrijke passage zeker niet kon weglaten uit mijn vlucht- annex
reisverhaal. Hopelijk kun je me het ooit vergeven. Ik reken op je soepelheid in deze kwestie. En anders kun je simpel de boom
in, trut !
Gent ligt achter mij. Strijkers op de
lokale radio. Van die snaren met stokken. Iets van Stravinsky. Er overvalt mij vier kilo sentiment en driehonderd gram hartstocht.
Denken aan die joint en aan Agmeda. De vrouw die na elk glas wendbaarder werd maar haar grillen buiten de greep van verplichting
wist te houden. Haar lichaam een gewillig spiraal dat zich kronkelde rond mijn behoeften. Ik droom weg naar een hele fijne
vrouw, naar heel toffe momenten. Ik Herinner me een heerlijk vochtig afscheid. Het mooiste, gewoonste afscheid sinds jaren.
Tijd om te bidden : Mijn God, gij eist de waarheid in mijn innerlijke delen en gij zult mij de wijsheid in het geheim onderwijzen.
Gij zult mij zuiveren met mirre en sunlight en ik zal rein zijn. Blanker dan sneeuw en eeuwig verbonden met wat ik heb aangemaakt
!
Een kruis maken en hopen op beterschap.
Kunt ge nog volgen, Jenny ?
Drie uur later. Het is ochtend en ik
ben moe, afgepeigerd. Vluchten kruipt in je kleren, het kleeft aan je vel. Daarstraks de rijkswacht gebeld en gevraagd of
er gisteren altemets geen dodelijke slachtoffers waren gevallen tijdens literaire conflicten. Vroeg die flik me botweg of
ik al eens een literair conflict tegen mijn kop had gehad en of ik dringend de lijn wou vrijmaken voor ernstige gevallen.
Ontvoeringen van minderjarigen, dioxine in het vet en al van die dingen. "Hang je ernstige gevallen aan je eikel, schimmelende
lul!", schreeuwde ik woedend en smakte de telefoon weer op de haak. Benevens de verplichte telefoonkaart die doorgaans nergens
te verkrijgen blijkt als je hem nodig hebt, is het vervelende aan openbare telefooncellen dat die rotcabines altijd zo stinken.
Sommigen blijken niet alleen tijdens hun gesprek maar ook daarna te zeiken. In de hoek van zo'n cel bijvoorbeeld. Lag daar
iets geligs en stonk die hele zooi als de pest. Straks niet vergeten te douchen.
Alweer een uur later. De tijd vliegt.
Ik ben ooit naar Zaventem gereden om te kijken of hij ook landt. Helaas, ter hoogte van Gent viel ik zonder benzine. Maar
dit terzijde en in feite ook van geen kanten van belang in dit verhaal.
Ik heb een vreemd gevoel in de lenden.
Vlinders in mn buik of maden in mn darmen, daar ben ik momenteel nog niet uit.
En dan die snackbar... een mens moet
toch eten op zn vlucht... die snackbar in Bièrges, Jenny. Je houdt het niet voor mogelijk. Vroeg ik dus een hormonenvrije steak. Had je haar smoel moeten zien. Dat ze dus maar steaks vanaf 12u00 serveerden maar dat ze me
wel eieren met spek kon serveren. Het was dus een serveuse, zoveel was duidelijk. En toen Jenny, toen heb ik iets heel onfatsoenlijks
gezegd. Ik zei: "Steek je eieren met spek in je kerf, rund!". Dat had ik dus niet mogen zeggen want dat kind (die serveuse
dus) was daar zowaar van aangedaan. Dat ze al veel had meegemaakt in haar carrière maar dat dergelijke onbeschoftheid dus
alles sloeg. En toen begon ze godbetert te huilen. Niet hysterisch zoals in de weekendfilms maar heel zacht. Ook zoals in
de weekendfilms maar dan andere weekendfilms. Haar ogen leken twee langzaam uitlopende dooiers. Ze had van die puilende ogen
en ze droeg een beugel en ze keek zo scheel als een Vanderlinden op speed. Voor de rest leek ze schijnbaar normaal tot ze
met haar prothese op mijn smoel begon te kloppen. Had ze godverdomme ook een beenprothese en bleek ze plots furieus te zijn
geworden vanwege mijn opmerking. Terwijl ze me ongenadig te lijf ging (ze rook tevens naar een totaal verkeerd parfum, Cool
Water for men van Davidoff) krijste ik dat ik het ook niet makkelijk had op mijn vlucht voor de maffia maar dat maakte blijkbaar
weinig indruk op haar. Alleen al dat parfum deed me een lul tussen haar benen vermoeden. Toen ik haar daar attent op maakte
ging ze als het ware nog furieuzer tekeer met haar kunstwapen. Ik kwam niet ongehavend uit de strijd. Bloedend als een rund
verliet ik het baanrestaurant en sleepte mij naar mijn wagen. Waarom gaan toch steeds meer vrouwen zich tegenwoordig besprenkelen
met mannenparfum, Jenny? Wat zegt ge? Dat ge het ook niet weet. Goed liefste, dan zitten we met een raadsel.
Weet je Jenny, ik vraag me af waarom
zo weinig mensen begrip kunnen opbrengen voor een op de vlucht zijnde medemens.
Zo was ik ooit op de vlucht voor een
haai in de Adriatische zee in de tijd dat ik nog wereldvluchten maakte, toen er een reddingssloep passeerde. Van eigens riep
ik om hulp. Ik kon immers nog niet zwemmen en dat maakte de zaken er niet makkelijker op. Vroeg die gast van die reddingssloep
me om mijn zwembrevet. Op zulk moment... het is te zeggen, terwijl die haai dus alsmaar naderde, hij kwam met andere woorden
dus dichterbij. Op dergelijk cruciaal moment vroeg die eikel in die boot me naar mijn zwembrevet. Ik schreeuwde dat ik
niet aan brevetten was en toen mocht ik godverdomme niet in die sloep. Gelukkig werd die haai op dat eigenste moment geharpoeneerd
door een walvisvaarder met een bijziende harpoenier aan boord. Hield die dus die haai voor een walvis hetgeen feitelijk mijn
redding is geweest. Daar was die kapitein van die walvisvaarder toen ook niet erg gelukkig mee, met die bijziende harpoenier.
Maar hij had al ergere dingen meegemaakt, deelde hij gedecideerd mede. Dat die harpoenier bijvoorbeeld ook al eens op een
school haringen had geschoten waarin hij blijkbaar een walvis vermoedde en al van die dingen... Neen, erg gelukkig zag die
kapitein er niet uit. Zo zie je maar dat ook de lange visomvaart zn specifieke problemen kent.
Maar goed, zelfs dit geheel terzijde
Jenny, en terug naar mijn vlucht, mijn reis.
Ik had me dus tot aan mijn wagen gesleept,
zwaar gewond als ik was, en toen ik eindelijk in mijn wagen zat begon ik na te denken over de vraag voor wie of wat ik eigenlijk
op de vlucht was. Bestond er godverdomme eigenlijk wel een West Vlaamse mafia, en zo ja, was mijn uitgever er lid van ? Vragen,
vragen, hopen vragen !!
Ik besloot mijn kloten te vegen aan de
hele toestand en mij gewoon huiswaarts te begeven. Terug thuis voelde ik mij de veiligste mens ter wereld. Vrouw en kinderen
waren ongedeerd gebleven en zelfs de hond leefde nog. De hormonenmaffia zou het dus al zeker niet geweest zijn.
Ik zou in de toekomst godverdomme nog
eens voor iets op de vlucht slaan ! Ik besloot om nooit meer te vluchten, om nooit meer te reizen. Dit besluit resulteerde
tot hiertoe in vier grote dramas.
Omvergelopen door een stier wegens een
niet gespecificeerde weideomheining ! Gebeten door onze eigen hond na waarschuwend gegrom
! Besprongen door een tijger in de zoo van Antwerpen wegens een verwaarloosde afrastering !
Het vierde en tevens grootste probleem
ben jij Jenny, maar daar zullen we het ongetwijfeld later nog eens over hebben. Ik wens je verder het allerbeste.
Momenteel nog de jouwe,
Urbain Alpain.