Met elke vernedering leerde ik leven
ik schraapte mijn ziel aan diggelen
plukte mijn hart leeg en
kotste mijn bloed in het dal van mijn broodheer.
Rozijnenbrood
zijn ogen zijn zoet
als onaangeraakte krenten
in zijn iris vormt zich kristalsuiker
wie hij ten dis vraagt proeft zich diabetisch.
urbain