Het was een heel leuk
kind. Een meisje. Ik wist toen nog niet hoe ze heette. Lang blond haar, een engelachtig gezicht, T-shirt van K3… enfin,
ge kent dat… gewoon een heel leuk kind. Kinderen hebben de toekomst voor zich. Zij zou die toekomst naar haar hand zetten,
dat zag je aan die vastberaden blik in haar jonge ogen. Je kon natuurlijk je twijfels hebben omtrent dat T-shirt maar zo’n
dingen zijn tijdelijk. Als ze groot zou zijn dan zou ze ongetwijfeld over een heel eigenzinnige muziekkeuze beschikken en
ons vragen om voor haar te musiceren.
Een prachtige jonge
vrouw vraagt ons om muziek voor haar te maken. Haar vraag streelt onze ijdelheid en terwijl wij onze eerste noten voor haar
brengen voelen wij ons op slag dertig jaar jonger. U kent dat… oude rukkers en fluwelen handschoenen.
Dat zou later zijn geweest.
Nu is zij nog dat onschuldige kind en het kan soms vreemd lopen in het leven. Zij heeft ons nooit gevraagd om voor haar te
spelen. Het lot besliste anders.
Het is zomer. Een dag
waarop iedereen de onweerstaanbare drang voelt om in zijn tuin te werken. Het oorverdovende geluid van honderden grasmachines
en evenveel hagenscharen. Naast mij is m’n buurman bezig met een kettingzaag. En in de verte komt dat meisje aangereden
op haar fiets. Ze is elf, misschien twaalf jaar… haar leeftijd laat zich moeilijk raden. De zon klettert op het asfalt
en lijkt er golvende slierten uit op te zuigen. Het beeld van het kind is wazig. De trillende nevel omzwachtelt haar contouren. Ze rijdt op een opvallende gele fiets. Voor alle zekerheid heeft ze achteraan
ook een lange oranje stengel waaraan een vlag bengelt. Op de vlag staat een onleesbare tekst. Terwijl ze nadert hoor ik de
berk die mijn buurman aan het omleggen is onheilspellend kraken en scheuren. Er bekruipt mij plots een hevige paniek. Ik zie
de vallende boom en de naderende engel. Mijn buurman schreeuwt. Iets over ‘geen controle’ meer. Wij roepen beiden
naar het kind maar onze stemmen gaan verloren in het oorverdovende lawaai van 500 kilo omgehakte natuur die naar beneden
dendert. De boom komt stuiterend neer… op anderhalve meter van het kind. Wij lopen naar haar toe en zien hoe ze verbaasd
maar ongedeerd naar het omgevallen monster staat te staren. “Die lag hier daarnet niet” zegt ze met kinderlijke
verbazing. Dan stapt ze terug op en rijdt verder. Op de vlag staat “Fuck You”. Een anarchiste in wording…
dat ook nog!
Ik zit in een
tuinstoel te bekomen van het incident. Mijn buurman is als een gek zijn berk in stukken aan het zagen. Dat berk zo’n
mooie vlammen geeft in de haard en dergelijke onzin. Ik ben nog nooit bij mijn buurman naar binnen geweest maar voor ’t
zelfde geld heeft hij geeneens een haard, de opschepper. Als de stronken zijn gezaagd begint hij met een kliefhamer op de
berkenschijven in te beuken. De stronken worden gevierendeeld en gestapeld. Mijn buurman verwacht blijkbaar een zware winter
en dit nota bene in een tijd waarin de aarde aan het opwarmen is. Ik strek me behaaglijk uit en geniet van de zon. Het doffe,
regelmatige geluid van de kliefhamer doet mij wegdromen. Het geluid vervaagt en maakt plaats voor het gillende kabaal van
sirenes. Ik schrik op uit mijn hazenslaapje. Mijn buurman schreeuwt alweer. Iets over een accident deze keer. Een rond punt,
een vrachtwagen, een dode hoek, een gele fiets en een doormidden gebroken oranje antenne. Ik ren naar de plaats van het onheil.
Het kind ligt roerloos op het asfalt. Uit haar linker mondhoek sijpelt een dun straaltje bloed. Op het K3 T-shirt de afdruk
van een wiel. Over de hoofden van Kathleen, Kristel en Karen loopt een spoor van vernieling. Mannen in witte jassen staan
over het kind gebogen. Uit hun blikken straalt ernst. De engel wordt op een brancard de ziekenwagen ingeduwd.
“Zullen wij nog
ooit voor haar moeten zingen en hoe moet dat nu verder met die toekomst?” flitst het door mijn hoofd.
Urbain