Home | CV | Links | Madrugada | Adagio | Zakformaat XL | Muziek | Een rustig moment | James Brown R.I.P | Het incident en de perceptie | Fluweel | Toneel | Voor Mariette | 2006 | De auditie | Trut | Leonardo | Het haar van de hond | Confidenties | Aanklacht | Voorjaarsstorm | Het debuut | Scharrelkippen | Misselijk | Grand Cru | Willy | Mirakel | Zappa | 2005 | Engel | Cactusfestival 2004 | Gastheer | File | Zot | Graffiti | Agressie | Gastenboek | Amuse Gueules | Freundin | Gemis | Blankenberge | Dagboek | Schoon | Nostalgie | Protestbrief | Koot en Bie | Herfst | Jasper | 2004 | Voor haar | Topsport | Eerlijk | Slagveld | I.M. : Johnny Cash | Dood | Het proces | Wolfslam | Afscheid | Verkiezingen | Stilstand | Lieg | Jeugdliefdes | De fluit | Sprot | Dilemma | De plekke | Programmaboekjes | Regisseren | 2003 | Brugge 2002 | Vrouwen | Roest | Ongemakken | Piercing | Koe | Onmacht | Prettig gestoord | Huwelijk | De vrouw | Werk | Roken | Stadswandeling | Zij | Ma Beautée | Bezetting | Bezoek | Verjaardagsfeest | Valentijn | Schuldgevoel | Reünie | Stigmata | Rust | Musicals | Cactusfestival | Bejaardenhuis | Erotiek | Vernissage | Zomerliefde | Band | Afspraken | Angst | Brief | Nacht van het boek | Bejaardenbond | Poëzie | Poëzie 2 | Poëzie 3 | Poëzie 4 | Poëzie 5 | Poëzie 6 | Poëzie 7 | Inleidingen 2002 | Inleidingen 2003 | Inleidingen 2004 | Inleidingen 2005 | Inleidingen 2006

Die morgen op het web...

Grand Cru

Agressie onder bejaarden. En dat heeft dan nochtans de oorlog meegemaakt.

Er waren duidelijk meningsverschillen aan de gang toen ik die middag aankwam in het rusthuis waar mijn schoonvader sinds enkele maanden verblijft. Tandprotheses, kunstheupen, urinezakjes en rolstoelen zwierden door de gang van de bewuste derde verdieping en er werd gescholden en getierd dat het geen naam had. Een oude non probeerde de gemoederen te bedaren maar dat wilde niet al te best lukken. Het oude, vrome besje ondernam verwoede pogingen om te bemiddelen maar ving met haar zalvend betoog overal bot. Geen mens die luisterde want iedereen had het veel te druk om via slaande argumenten zijn eigen gelijk te halen.

 

Bij navraag bleek de oorzaak van de ongeregeldheden een verdwenen zak napoleonbonbons te zijn. De bewoonster van kamer 392 had de bewoner van kamer 394 ervan beschuldigd dat hij de bewuste zak zure spekken had ontvreemd tijdens haar sanitaire afwezigheid. Deze beschuldiging viel niet in goede aarde bij de bewoonster van kamer 396 die een affaire had met de beschuldigde en het tot haar plicht zag haar geliefde te verdedigen. Algauw ontstonden twee kampen: believers en non believers. Na ettelijke mislukte pogingen om de zaken vreedzaam op te lossen hadden beide partijen elkaar die ochtend de oorlog verklaard.

 

Toen ik mijn schoonvader vroeg bij welke troepen hij zich had aangesloten was hij net bezig met het woest in repen scheuren van de pruik van dat mens van kamer 392. Ik kende dus meteen zijn kamp. Een kranige tante van in de tachtig die net een ongelofelijke opdoffer had gekregen kwam op haar achterwerk mijn kant uitgeschoven. Ik vroeg haar langs mijn neus weg of hun generatie dan niks had opgestoken uit de eerste wereldoorlog maar deze opmerking viel geenszins in goede aarde. “Haal alstublieft geen oude koeien uit de sloot!”, beet ze me toe. Ze bekeek me met een blik waaruit een soort moorzucht straalde. “Dit is meer dan 14-18,” krijste ze “dit is een zaak van principes!”, en ze stortte zich als een zotin weer in het krijgsgewoel.

 

Haal een oude koe uit de sloot en het volk zal u beschimpen. Haal een bejaard varken uit de beek en de kans dat Gaja u een medaille geeft is niet denkbeeldig.

 

Ik moest met een kordate aanpak een einde maken aan dit zinloos geweld. Een weloverwogen oorlogsstrategie zou hier niks uithalen. Back to basis. Hen bespelen op hun basisinstincten. Ik nam een megafoon en schreeuwde dat het eten klaar was. De impact van deze simpele tussenkomst was verbazingwekkend. Op vijf minuten tijd was het slagveld verlaten en zaten al die oude knarren op hun kamer te wachten op het avondmaal. Twee verdroogde boterhammen met smeerkaas, een potje magere yoghurt en een kan verlepte refterkoffie. En daarvoor hadden ze de oorlog de rug toe gekeerd. Geen wonder liep het Duitse leger ons in 14-18 in een paar dagen onder de voet!

 

Ik verliet het rusthuis en begaf me naar de bushalte. Sjonge wat een rotweer. Het regende dat het goot. Toen ik mijn bestemming bereikte stonden ook Magda en Alfons te wachten op de bus. Sinds drie dagen hadden zij een seniorenpas waarmee ze gratis van het openbaar vervoer konden genieten. Voor Alfons het sein om de uitstappen per wagen in te ruilen voor een meer milieuvriendelijke (en tevens goedkopere) manier van reizen. Het betrof een bushalte in een landelijke gemeente wat met zich meebracht dat er geen bushokje stond waarin wachtende passagiers in geval van slecht weder konden schuilen. Noch Magda, noch Alfons hadden zich ooit druk gemaakt over het tekort aan zo’n bushokje. Zij deelden immers de plaatselijke mening dat dergelijke moderne accommodatie alleen maar vandalen aantrok. Nietsnutten die niks liever deden dan openbaar bezit in de vernieling rammen. Hier was niks te rammen dus had men ook geen last van dergelijk niets ontziend uitschot.

 

Nu ze daar beiden zeiknat stonden te wachten op iets wat maar niet wou komen veranderde hun zienswijze op het al dan niet aanwezig zijn van zo’n bushokje maar dat waren duidelijk vijgen na Pasen. Magda stond van haar oren te maken dat het toch geen werk was dat die bus een vertraging van een kwartier had en dat Alfons volgende keer alleen met de bus kon gaan. “Hadden we de wagen genomen dan waren we nu al ter plaatse, gierige debiel!”, beet ze Alfons toe. “Had dan godverdomme een paraplu meegenomen, achterlijke trut!”, repliceerde Alfons de klaagzang van zijn wijf.

 

Vriendelijkheid was duidelijk iets voor zonnige dagen. “Wat maken die oude gabbers toch een hoop ruzie!” dacht ik filosofisch. Eerst die ongeregeldheden in het rusthuis en nu weer dit.

 

Toen de bus eindelijk arriveerde bleek dat Alfons de seniorenpassen thuis was vergeten en mochten ze toch nog betalen. ’t Was in euro te doen en eer Alfons het geëiste bedrag eindelijk uit zijn buideltje had gevist zat Magda al neer. Kaarsrecht, de handtas met twee handen geklemd op haar benen en een giftige blik door het venster waarmee ze moeiteloos een kudde konijnen had kunnen afschieten.

 

Mocht zij ooit in dat rusthuis terecht komen, ze zou zichzelf meteen tot generaal promoveren. Daar kon je, aan haar autoritaire blik te merken gif op innemen. De slag om een zak zure spekken zou nog nooit zo hevig zijn bevochten. Magda, de grand cru der veldheren. Misschien dat Alfons alsnog haar vaandel zou mogen dragen.

 

urbain alpain

Enter supporting content here