Vele briefschrijvers menen hun
schrijfsels een erotisch timbre te moeten verschaffen. Zij beroepen zich hierbij doorgaans op de hunker van de geadresseerde.
Kijk, dat vind ik nu één hoop dikke zever, zo'n redenering. Men gaat in een brief niet erotisch van jetje. Dat staat niet,
dat kan een mens niet maken. Ik ben er eerder van overtuigd dat je je lezers beter zo nu en dan een flinke wetenschappelijke
bijdrage kunt voorschotelen. Bent u er klaar voor? 't Is helemaal niet de bedoeling om moeilijk te gaan doen. Neen, daar ken
ik mijn lezerspubliek te goed voor. Ik wil enkel op heel bescheiden wijze uw kennis der dingen verrijken. Om doorzicht
in de kennis der dingen te verwerven dient een mens van bepaalde essentiële dingen
op de hoogte te zijn. Het leek me dus wenselijk om allereerst op zoek te gaan naar de uitvinder van de hoogte. In een chique
villa te Mettekoven stond Dhr. Artuur Vleughels mij een exclusief intervieuw toe. Dhr. Vleughels windt er geen doekjes rond.
Hij is de enige echte uitvinder van de hoogte.
Ik: Euh, meneer de uitvinder van
de hoogte, verliep uw uitvinding van een leien dakje?
Hij: Integendeel meneer, tijdens
het uitvinden van de hoogte ben ik door het diepste dal gegaan.
Ik : Dus mogen wij bij deze aannemen
dat u ook de uitvinder van de diepte bent?
Hij: Tot op zekere hoogte, ja.
Ik : Zijn er wezenlijke verschillen
tussen diepte en hoogte?
Hij: Laat ik het
zo stellen: in de diepte kijkt men op naar de hoogte maar éénmaal in de hoogte kijkt men neer op de diepte. Ergens is de diepte dus ondergeschikt aan de hoogte.
Ik : Denkt u dat
uw bevindingen van belang zijn geweest voor de wetenschap in het algemeen?
Hij: (duidelijk vanuit de hoogte) Wat dacht u ?
Ik : Ik hou me voor alle zekerheid
op de vlakte en dank u voor dit gesprek.
Kijk, daar
fleurt een mens van op, van zo'n onderhoudend gesprek met wetenschappers. Misschien wel één van de betere interviews die ik ooit afnam.
Akkoord, wellicht een ietsje te krap qua inhoud maar aan de andere kant: moet een mens blijven doordrammen als alles gezegd
blijkt te zijn? Hoeft dat nu echt zo nodig? Een hoop mensen vindt van wel. Gebeurt ontzettend veel, dat mensen maar blijven
kwetteren. Zelfs al hebben ze allang geen oogcontact meer, ze blijven verbaal maar aan de gang. Op trouwpartijen bijvoorbeeld,
als twee nonkels zich converserend naar de toiletten begeven. En maar doordrammen over duiven, voetbal en de lotto. Ze moeten
van eigens schijten van het vele vreten. "Ze moeten naar bachten" heet het dan!
Dat ze dus over de scheidingswanden van die toiletten heen zitten kletsen. Da's toch van het meest gênante dat er is. Dan
hoor je tijdens die gesprekken ook de vreselijkste ontlastingsgeluiden. En dan menen ze elkaar tijdens het schijten ook nog
eens luidop te moeten aanmoedigen via opmerkingen als daar zijn: "Dat schuift nogal
een gang me dunkt ?", waarop de andere vettig repliceert: "Zwijgt jong, alsof ik
vloeibare zeep heb gevreten !" En dan maar gieren om dergelijke banaliteiten want natuurlijk zijn ze beiden zo dronken
als een kanon. Kijk, op zo'n momenten kan ik (die me probeer te concentreren in de pissoir) uit pure schaamte niet meer zeiken.
En dan dat dansen
op zo'n trouwpartijen! Dramas die een mens tekenen voor de rest van zijn leven. Tante Berta trapt met haar 135 kilo je enkel
aan diggelen tijdens een veel te vlugge wals. Vraagt dat kalf achteraf of het pijn doet. En stinken uit haar bek dat ze doet,
je houdt het niet voor mogelijk. Een walm van béarnaise, rosbief, kroketten en goedkope huiswijn. En of het godverdomme pijn
doet !! Alstublieft zeg, kon je op zo'n momenten maar aan de morfine! Of hijgende nonkels met rode koppen en van die dingen
op hun kostuums, hoe heten die dingen ook al weer, van die witte schilfers, juist, hijgende nonkels met
roos op hun kostuums die je vrouw ten dans vragen. Dat arme schaap gaat daar natuurlijk op in want weigeren is erg onbeleefd. Dan hangen die nonkels zich daar over haar
frêle schouder op te geilen zodat ze natuurlijk nog des te feller gaan transpireren. Hebben ze na drie
slows (Du, Your spanish eyes en Green green
grass of home) van die grote donkere zweetvlekken onder hun oksels en tussen hun schouderbladen. En doorgaans altijd van
die verschoten kostuumbroeken die blinken op het zitvlak.
Neen dank u, geeft u mij dan maar
een avondje seksuele gymnastiek. Maar wel doordacht want met dergelijke seks is het altijd uitkijken geblazen.
Geen onbezonnen gedoe waar je achteraf spijt van krijgt. Zo heb ik ooit een koppel geweten dat sekste met een Flamingoplaat op de draaitafel. Wel, da's nooit meer goed gekomen. Die
zaten plots danig verstrengeld tijdens die sexuele affaire dat er daar vier dokters en drie judoka's aan te pas zijn
gekomen eer die twee uit elkaar konden worden gehaald. De medische diagnose aangaande deze gebeurtenis liep ook
niet over qua duidelijkheid. De plaat waarop het bewuste koppel van jetje was gegaan zou ergens halverwege zijn blijven steken
(iets met een versleten naald). De muzikale ritmiek zou aldus in aanvaring zijn gekomen met de lichaamsmotoriek en dat zou
tot een soort stuiterectie (ik wist geeneens dat het bestond !) hebben geleid waardoor dat koppel dus
geen kanten meer uit kon. Dat geval is toen nog in 't lang en in 't breed in de krant gekomen. In The Financial Times, als
ik me niet vergis. Plots zakte de prijs van flamingoplaten immers danig spectaculair dat er monetair ingegrepen diende te
worden. Er was praktisch geen vraag meer naar, heette het! Nu, een mens moet niet alles geloven wat de gazetten schrijven,
zeg ik altijd.
Maar we hadden het eigenlijk over
interviews. Dat met de uitvinder van de hoogte en dat met die illustere poëet, dat was ook een heel sterk gesprek (al zeg
ik het zelf). Ik zou iets maken voor Saint-Amour. Omdat Claus mij een interview weigerde uit schrik dat ik z'n woorden verkeerd
zou interpreteren, zag ik mij genoodzaakt een plaatselijk dichter voor de microfoon te sleuren. Na een schier eindeloze zoektocht
langsheen kunstkroegen vond ik Thierry Calckaert uiteindelijk in een jeanettenbistrot. Calckaert was 43,
kapper, vrijetijdsdichter en bereid om met mij over z'n poëzie te praten. Volgens Calckaert had zijn naam nog geen grote weerklank
in de wereld der rijmende letteren omdat er hem nog niemand kende. Toen ik zei dat dit mij een zeer plausibele verklaring
leek zette Calckaert z'n bril af, boerde luidkeels en spelde vervolgens z'n naam in het Frans en in het Portugees. Ik voelde
het meteen, ik had een hele grote aan de haak. We spraken af dat ik hem nog dezelfde week zou komen intervieuwen bij hem thuis.
Drie dagen later was het zover...
Ik : Meneer Calckaert, wanneer
bent u zich precies voor deze kunstvorm gaan interesseren?
Hij: De echte
grote liefde is gegroeid in 1957 toen ik m'n zuster, onze Jeanne mocht schetsen. Zij weigerde welliswaar naakt te poseren maar ik gaf die bewuste schets toch
een erotische geladenheid mee. Ze had een D-cup meneer, begrijpt u ? Een zeer aandoenlijk werkje, al zeg ik het zelf.
Ik : (enigszins verbaasd) Ik wou het hier eigenlijk over uw gedichten hebben.
Hij: Gedichten?
Oh, maar dan moet u ongetwijfeld onze Thierry hebben. Thierry is m'n tweelingbroer. Hij is de dichter van de familie terwijl
ik meer naar het plastische neig. U vindt
Thierry hiernaast in nummer 11, in z'n kapsalon.
Ik mij met een rode kop geëxcuseerd voor het derangeren en een kleine vijf minuten later zit ik eindelijk voor de enige
echte.
Ik : Meneer Calckaert, kunt u uw
stijl even specifiëren ?
Hij: Vooral het levensproza
spreekt mij aan. Het alledaagse vatten in enkele regels, prachtig vind ik dat!
Ik : Kunt u
daar een voorbeeld van geven?
Calckaert staat plots
recht, maakt een diepe buiging en kijkt
me star in het gezicht. Ik ben z'n
publiek, zoveel is duidelijk.
Hij: Ik zal citeren uit mijn nieuwste
bundel. Het betreft hier een autobiografisch gedicht:
Ik moet nu en eeuwig weer worstelen
met de opwippenste weerborstelen.
Iets waar ik altijd danig op lette was 't fragiele
van een scheve splette
Waarna hij een statige buiging
maakt en zich terug neer zet.
Ik : Heeft u nooit problemen met
de taalcommissie gekend?
Hij: Hoe bedoelt u ? Wilt u via
deze vraag iets insinueren?
Ik: U maakt
er volgens mij nogal een potje van. Uw tijden kloppen bijvoorbeeld langs geen kanten.
Hij: Een gedicht is van alle tijden.
Dat is natuurlijk iets waar niet-poëeten het blijvend moeilijk zullen mee hebben.
Ik : Uw trappen van vergelijking
laten toch ook te wensen over.
Hij: Daarom dat ik ook altijd zeg dat men binnen de poëzie maar beter niet
kan vergelijken. Zeker niet vanop een trap. De ene dichter is de andere niet, begrijpt U?
Ik : Niet zo direct
maar soit! Heeft u grote voorbeelden binnen de hedendaagse poëzie. Zijn er dichters naar wie u opkijkt?
Hij: Ik heb een mateloze bewondering
voor Amedé Devaere. Ik ben beginnen dichten na het lezen van één zijner poëmen. Hij had dat : bewuste
gedicht voor mij geschreven en het ging als volgt:
Neemt uit één van z'n Iaden een beschreven vel papier, zet z'n
bril op de punt van z'n neus en declameert
:
Volg mijn pijl terwijl ik lonkend kwijl !!
Ik : En daarmee
is het dus allemaal begonnen, met deze drie simpele zinnen. Wat vond uw vrouw
daarvan?
Hij: Ik ben
ongehuwd. Kijk, men beweer1 wel eens dat alle coiffeurs jeanetten zijn maar niets is minder waar. Desalnietemin voel ik mij fysiek wel door
Amedé aangetrokken. Dat gedicht was natuurlijk de druppel die de dweil
van mijn gevoelens deed overlopen.
Ik : Pardon?
Hij: Ja, da's nog zoiets. Als een
dichter zich prozaïsch over iets uitlaat kunnen maar weinig mensen meer volgen.
Ik: Precies daarom,
en om erger te voorkomen, dank ik u voor dit boeiende gesprek.
Ach interviews, dat peilen naar
het diepste van de ziel, dat uitspitten van meningen, bestaat er iets schoner op deze wereld? Ik vraag het u? En ge zult het nooit anders zien maar toen was er geen mens die antwoordde.
Urbain Alpain