Toen
mijn oom in 1963 van zijn paard viel stierf mijn tante aan een hartaanval. Haar dood had niks met mijn oom zijn val te maken.
Het was een donderdag in juli. Er heerste een hittegolf. Een nietsontziende zon deed het asfalt golven. Het weer zat niet
echt mee en het zit een beetje in de familie, die zomerattaques. 75 % van ons familiaal bestand krijgt het razend benauwd
bij het minste zuchtje warmte.
Desondanks
werd het paard afgemaakt. Oom boog zich over mijn tante en mompelde dat het wel heel z'n leven "een godverdomde rotteef" was
geweest maar dat ze dit al bij al niet verdiende. Ook mijn oom had een gevoelig hart.
Rouwberichten.
Ik zie mijn vader en moeder nog steeds de honderden adressen schrijven. Mijn oom heeft nooit kunnen schrijven en liet de praktisch
zaken wijselijk aan zijn broer over. Zijn broer dat was mijn vader. Vandaar dat mijn oom familie van mij is. Familiebanden
zijn in wezen heel simpel. Als je ver terug wilt gaan via stambomen en al van die dingen, dan kunnen familiebanden ook wel
eens ongelofelijk ingewikkeld lijken. Ik ben nooit een stamboomliefhebber geweest. Wat kan het mij schelen wie aan wiens borst
heeft gelegen in een ver familiaal verleden. Wel weet ik bijna zeker dat de voorouders van Serge Gainsbourg banden moeten
hebben gehad met de mijne. Ik rook als een turk en enige vorm van drankzucht is mij niet vreemd. Het moet van ergens komen.
Dat
was toen. Ik denk aan nu. Aan mijn vrouw en mezelf. Wie van ons zal straks de adressen moeten schrijven? We hebben het er
al vaker over gehad. Dat we graag eerst zouden gaan. Ondertussen willen we hier beiden wel nog een hele poos blijven. Hout
vasthouden, of riet. Ons tuinhek bevindt zich immers in erbarmelijke staat. Hou het langer dan drie seconden vast en het vermolmt
waar je bij staat. Onze rietstruiken daarentegen getuigen van deugdelijke jeugdigheid. Ik moet me van tijd inhouden of ik
bouw een nederzetting hutten en nodig een eenzame Afrikaanse stam uit. Ik dien dringend mijn sociaal gevoel te temperen want
voor je 't weet krijg je last met de vreemdelingenpolitie. 't Is uitkijken geblazen met uitnodigingen.
Onlangs
werd ik uitgenodigd voor een fuif in private sfeer. Hoewel helemaal niet materieel ingesteld vond ik hem iets duurs hebben,
die uitnodiging. Toen ik l'invitation in kwestie had gelezen had ik 't gevoel dat ik het dubbel verdiende van wat ik in normale
omstandigheden verdien. Gevoelens doen de werkelijkheid echter dikwijls veel geweld aan. Die sfeer op die fuif in private
sfeer in kwestie week van geen kanten af van de sferen die ik op gewone fuiven ook ervaar. Er werd flink wat gezopen, losers
verslikten zich in veel te zwaar gerolde joints en er werd met elkanders wijf gerommeld dat er alras hier en daar herrie van
kwam. De gewoonlijke stuff, kortom. Ik hield me gedeinsd, dronk water, rookte Bastos en gunde het aanwezig vrouwelijk schoon
geen blik. Ik ken immers mezelf. Een halve blik, een morzel lichaamstaal en voor ik het weet lig ik onder een brok onwettelijke
weelde.
Bij
de uitgang, die enige uren voordien dienst had gedaan als ingang, lag een soort aanwezigheidsregister waar iedereen zijn naam
en adres in moest achterlaten. Dat schijnt zo te moeten op fuiven in private sfeer. Je privé wordt geschonden van hier tot
ginder maar je kunt er niet onderuit.
Ik
tekende het register, zag alle namen en adressen en dacht spontaan aan het schrijven van overlijdensberichten. Het wordt stilaan
tijd dat wij elkaar toevertrouwen wat wij op onze grafzerk gebeiteld willen zien.
Urbain
Alpain