Mijn aversie
voor de musical kreeg gestalte in het jaar 1974. Wij zouden Jezus Christ Superstar brengen op een ouderavond van
de plaatselijke scoutsvereniging. Omdat mijn lang haar zowat het enige karakteristieke was wat ik bezat in die tijd mocht
ik Jezus spelen. De overspelige vrouw met wie ik in het tweede bedrijf intiem diende te zijn heette Lisabeth Debrez. Ze was
1m20, had rood haar, droeg achthoekige gouden oorbellen, had last van een zich fel manifesterende acné en haar adem verspreidde
de verwoestende odeur van één of andere voorhistorische mijnschacht. De spannende romantiek van een overspelige
relatie was dan ook ver te zoeken. Het kruis waaraan ik in het derde bedrijf werd bevestigd was opgetrokken uit pitriet. Het
soort riet waar men, onder het mom van bezigheidstherapie, wel eens manden mee vlecht. Na drie minuten kruisiging begon dat
rieten gedoe vervaarlijk naar voor te buigen zodat mijn positie tijdens de lanssteek alles behalve comfortabel kon worden
genoemd. Tot overmaat van ramp hing ik danig voorover gebogen dat geen mens in de zaal getuige kon zijn van mijn doorleefde
theatrale mimiek tijdens diezelfde lanssteek. Alsof dit alles nog niet dramatisch
genoeg was vergat Evelyn Debruyne mijn gezicht te deppen met haar hoofddoek. Evelyn was een beeld van een meisje. Een jonge
schoonheid in wiens gezelschap elk ontluikend jongenshormoon gedoemd bleek zijn zelfbeheersing te verliezen. Het was nota
bene vanwege die ene depscène dat ik die hele theatrale heisa wilde doorstaan. Door Evelyn Debruyne gedept worden was zowat
de droom van het complete jongensbestand van onze parochie in die tijd. Maar
de depscène bleef achterwege. "Rats vergeten", excuseerde zij zich na afloop van het stuk. Nooit heb ik sindsdien nog
een flard musical kunnen beluisteren zonder dat deze pijnlijke herinnering de kop opstak.
Onze bomma, dat mens was een geweldige fan van musicals! Zij
kon moeiteloos hele flarden musical zin na zin meezingen. Dat was in het geval van ons bomma niet zo evident daar ze zo dement
was als een achterdeur met dubbel glas. Het oude besje is nog vrij tumultueus aan haar einde gekomen. Dat kwam, ons bomma
had last van eczeem en van de behandelende dermatoloog dienden wij ons af en toe met haar naar zee te begeven. Dat de zeelucht
haar deugd zou doen en al van die zevers. We mochten haar echter niet te water laten want dat zou dan weer een nefaste invloed
hebben gehad op haar kwaal. Dat de lucht dus een zegen zou zijn en het water
een vloek. De medische wetenschap staat voor niks!
Wij
dus van de weeromstuit met bomma naar zee. Met zes man in de benepen ruimte van een groene Fiat Panda! Op de porte bagage,
als een soort boegbeeld, bomma haar rolwagen. Mijn broer en ik dachten bij momenten dat we er zouden inblijven van schaamte!
Naar Mariakerke, of
all places!! Een
troosteloos gehucht tussen Oostende en Middelkerke. Een keuze van bestemming die ons meteen zuur opbrak want we zaten nog
niet helemaal in de wagen toen bomma al uithaalde met haar interpretatie van Maria uit West Site Story.
Haar gezang herschiep de auto in een soort auditieve dwangbuis. Dat was geen zingen
meer. Het was alsof er een kusttram van de rails ging. Dat scheurde en kraste tegelijk. Hoe dichter wij Mariakerke naderden,
hoe luider bomma tekeer ging. Toen wij het dierenasiel van Oostende passeerden liet bomma West Site Story even voor
wat het was en stortte zich op een zeer dierlijke vertolking van Memory
uit Cats. Op het strand aangekomen hadden wij alle moeite van de wereld om onze hoogbejaarde diva naar behoren te installeren
onder een beschermende parasol. Zij keelde meteen de helft van het strand in rep en roer met een overdreven dramatisch gebrachte
vertolking van I feel pretty uit West site Story. Het was 14.00 uur, de zon flikkerde onze schedels aan flarden
en de tubes zonnecrême die gingen een gang.
Om 15.00 uur is bomma ongezien opgestaan
en tot aan het water gesukkeld. Mijn broer lag aan de basis van haar onopgemerkte verdwijning. Na het obligate slokje water
was hij vergeten om bomma haar veiligheidsriemen weer naar behoren aan te snoeren. Toen wij haar verdwijning merkten stond
bomma reeds tot aan haar kin in het zilte zeewater. Zij bekeek de kustlijn een wijle, draaide zich toen resoluut richting
Engeland en terwijl ze op erg ontroerende wijze Dont cry for me, Belgium aanhief liep zij verder de zee in. Na enkele
seconden was haar hoofd volledig onder water verdwenen en zagen wij enkel nog haar strooien zonnehoed op de baren deinen.
Bomma was heel bewust een muzikale dood ingegleden. Mijn bompa is dit incident nooit te boven gekomen. Een maand na de feiten
elektrocuteerde hij zichzelf door zijn hoofd, met daarop een walkman, in een emmer zoutwater te dompelen. Op de walkman speelde
Phantom of the opera, zo bleek later uit de lijkschouwing.
Urbain Alpain